maandag 31 juli 2017

Do Dublin

Na twee nachten en één dag varen komen we aan in Dun Loaghaire, een plaatsje zo’n 15 km ten zuiden van Dublin. We konden veel zeilen, het ging eigenlijk heel lekker, én het lukte voor het eerst om springende dolfijnen goed te fotograferen. 30 mijl onder Ierland kregen we flinke wind, en vooral ook golven, maar toen we in de luwte van het eiland kwamen, verdwenen die golven als sneeuw voor de zon en sjeesden we naar Dublin.






Het zou een bliksembezoek worden van twee dagen, waarbij we ook nog wat wassen moesten draaien en boodschappen moesten doen. We hadden dus maar één dag om de stad te bezoeken. Op de gebrekkige wifi surfte ik langzaam naar verschillende informatiesites, en zo stuitte ik op Do Dublin. De aloude hop on – hop off bus. Prima idee. Dus op maandag – de mooiste dag van het jaar, lazen we later in de krant, het was stralend weer – sprongen we de trein in en waren we na een klein half uurtje in het centrum van Dublin, waar we – hop – in de bus stapten.
 
Hop!


We stapten uit voor een lunch, een bezoekje aan een klein museum over Dublin, een wandelingetje bij Trinity College en door de winkelstraat, met als belangrijkste stops de Disney-winkel en de Sweater Shop. Wie Ierland zegt, zegt immers ‘wol’. Met het oog op de komende Schotse kou (en omdat we straks weer een echte winter hebben) sloeg ik flink in. Tijdens de busritjes werden we getrakteerd op de zangkunsten van de chauffeur, wat bij de jongens erg in de smaak viel.




Julian blijkt een kei in kaartlezen! 
Jee! Wolletjes!






Dublin is een gezellige stad, de Ieren zijn erg vriendelijk en hebben heerlijke humor. Maar we hebben er niet ons hart aan verloren. Misschien was één dagje daar net te kort voor.

donderdag 27 juli 2017

So Scilly

Ergens aankomen over zee is eigenlijk de mooiste manier van aankomen die er is. Het land wordt van een wazige vlek steeds helderder. Contouren vormen zich. Kleuren ontwarren. Van heel klein wordt het heel langzaam steeds groter. Na zo’n lange tijd op het water (of het nu een paar uur of een paar dagen of een paar weken is) ben je weer gereset en lijkt het of je zintuigen weer meer op scherp staan, meer ontvankelijk zijn voor alle nieuwe indrukken. Je vergelijkt, lijkt dit op iets wat ik eerder zag? Je verwondert je over het prachtige landschap, want altijd is het prachtig, bijzonder genoeg. Je ruikt de geur van het land. En dan is het even zoeken. Waar leg je aan, waar kan je anker omlaag?

De aanloop van St. Agnes was veelbelovend: blauwe lucht, en dus blauwe zee, grote rotspartijen, prachtig weer. Beetje koud, maar daar wennen we wel aan. De baai was voller dan we hadden verwacht, en we moesten Caribisch ankeren: lekker dicht bij de buren en hopen dat de wind niet draait. Ons anker zat nog maar net in de grond of we hoorden een grote plons. Zagen we dat nou goed? Eén van de buurjongens was het water in gesprongen. Zo, in z’n zwembroek. Geen wetsuit! Hij zwom naar een andere boot, maakte een kletspraatje, en zwom weer terug. Ik knipperde een paar keer met m’n ogen: de thermometer wees toch echt nog geen 18 graden watertemperatuur aan…
 
Land in zicht!

St. Agnes

Tsuru,  met op de achtergrond Island Lady, voor anker bij St. Agnes.

Zwemmen ging ‘em voor ons zeker niet worden, dus het bootje moest opgepompt, want sommigen van ons wilden nog even rennen op de kant. Vooronderzoek had bovendien uitgewezen dat hier een pub was die prima bekend stond. Storm lag net in het water toen de Island Lady de hoek om kwam zeilen. Zij hadden meer voorwerk gedaan (en hebben geen twee kinderen), dus toen hun anker gedropt was, waren ze binnen no time klaar om naar de kant te gaan. Jouke en Pleuni zaten zowaar eerder in de Turks Head dan wij. We dronken d’r maar een pint op.
Pub The Turks Head


Terwijl wij een pint drinken, spelen de jongens op dit prachtige plekje!


De volgende dag maakten we een mooie wandeling over het eiland. Wat schitterend. We waren stiekem best verbaasd om, zo bijna thuis, nog zulke prachtige plekjes tegen te komen. Het was een beetje als een Caribisch eiland, maar ook als Engeland. En een vleugje Azoren. Eigenlijk gewoon zichzelf dus.




We moeten weer even wennen aan de grote verschillen tussen hoog- en laag water, én het met een bijbootje landen op het strand in een koud(er) klimaat!




De volgende dag hopten we verder naar Tresco. Een bijzonder tochtje, want alleen begaanbaar bij hoog water. Grappig om op de plotter te zien dat je over het groene land vaart. Ook hier poppen er steeds meer moorings op, waardoor de ruimte om te ankeren steeds beperkter wordt. We vertikken het nog steeds om 20 pond (of dollar of euro) voor slechts een balletje aan een ketting af te tikken, dus wij vinden ons plekje wel. We liggen helemaal achteraan het mooringveld, aan de voet van een oud fort.


Varen we nu over land?

De volgende dag is het blauw veranderd in grijs. Bovendien miezert het de hele dag. Een verplicht dagje chillen aan boord dus. Als het in de middag wat droger wordt, beklimmen we het fort, en de hoger gelegen ruïnes. Het uitzicht is wat grijs, maar geweldig.







Nog een dag later klaart het weer helemaal op, en willen we de botanische tuin bezoeken. Al hebben we daar zo onze twijfels over, want, quote Jasper: “alwéér een botanische tuin??” Als de entree 15 pond per persoon blijkt te zijn is de keuze snel gemaakt: hier wandelen we wel omheen. De wandeling is evenwel prachtig, het uitzicht over de witte stranden en het turquoise water is schitterend. Je zou er haast in plonzen.











We appen wat met de Island Lady en besluiten naar St. Mary’s te gaan, waar zij inmiddels liggen. Daarvoor moeten we wel wachten tot het begin van de avond, want we moeten met hoogwater weg. Geeft niet, want het is maar een half uurtje varen, en in tegenstelling tot in de Carieb is het hier heerlijk lang licht. Echter… Ook in St. Mary’s is de baai volgegooid met moorings. We doen vier ankerpogingen, maar na 1x wier en 3x rots geven we het op. We varen naar St. Agnes, waar de baai ook alweer vol ligt, en ons anker ook geen grip krijgt op de overgebleven plekjes. Met de staart tussen de benen varen we weer naar St. Mary’s om 2,5 uur na vertrek, een mooring op te pikken. Bij de Island Lady maken we er een gezellige avond van – naar later blijkt ons afscheidsfeestje.




Na een bezoek aan Hugh Town, de hoofdstad van de eilandengroep en een schattig plaatsje, tuffen we naar onze laatste bestemming op de Scilly’s: de onbewoonde eilandjes bij St. Martin. Als je de temperatuur even zou vergeten zou je je hier op een Caribisch eiland wanen, de zee is turquoiseblauw en de stranden spierwit. Het is er heerlijk rustig. Er leven hier enorm veel zeehonden, het is een geweldig leuk gezicht om steeds die koppies boven water te zien komen. We naderen ze wat dichter met de bijboot, waarbij we goed kunnen zien dat de zeehonden ons heel goed in de gaten houden. Steeds komen ze boven met hun ogen op ons gericht. Als we er eentje op een rots zien liggen gaan we er stilletjes naartoe – motor uit, we laten ons meevoeren op de stroom. We komen steeds dichterbij, hij ziet ons, maar blijft zitten. Totdat er een boot vol dagjesmensen op volle snelheid aan komt sjezen. Plons, weg is ie. Als deze boot weer vertrokken is klimt de zeehond weer terug op z’n stek en krijgen wij een tweede kans.

We sluiten ons verblijf op de Scilly’s af zoals het hoort, met een cream tea in een tea garden. Wat was dit een prachtige verrassing!










maandag 10 juli 2017

De laatste grote oversteek

We zijn nog lang niet thuis. Nog meer dan een maand. Maar deze oversteek voelt toch als een afsluiter. Voor het laatst hebben we de oceaan voor ons alleen. Althans, zo voelt het. Op een nacht werden we opgeroepen door een vrachtschip. De stuurman had nog nooit gezien dat zo’n kleine zeilboot midden op de oceaan voer. Hij was razend benieuwd hoe dat dan ging. Was er altijd iemand wakker? Hadden we eten voor al die tijd aan boord? Eigenlijk de vragen die iedereen heeft, alleen zo midden op zee verwacht je ze iets minder. Ik vertelde over dit gezellige gesprekje aan de kinderen, en Jasper merkte op dat ie dan zeker nog nooit goed op z'n telefoon had gekeken. Op Marinetraffic zie je duizenden schepen, ook op de oceaan. Maar wij waren voor hem, én voor onszelf, de enige. En dat waren we het afgelopen jaar heel vaak.

De zonsondergangen worden er niet minder op.

De eerste dagen: blauwe lucht, rustig weer.

Beetje meer wind.
Het was een heerlijke oversteek. We zagen waanzinnig veel dolfijnen en walvissen, en zelfs nog een zeeschildpad. Wat een zeeleven! Het weer was rustig, we moesten vrij regelmatig motoren, maar hebben ook veel kunnen zeilen op de gennaker. Eén dag stond er wat meer wind, maar één dag op negen wat minder comfortabel, dat is goed te doen. Wel waren vooral de laatste dagen grijs en grauw, vaak ook met wat miezer.


Hallo!!!
Samen met Jasper bij de boeg. Julian bleef binnen, die had wel genoeg dolfijnen gezien. Duh.
Het gaf tijd en ruimte om wat melancholisch te worden. Het zit er bijna op. Niet meer de oceaan voor ons alleen. Geen tropisch water meer om in te zwemmen. Jasper en ik werken aan fotoalbums. Ik zie dus al die foto’s langskomen en verlang terug naar water van 30 graden en schildpadden en roggen naast de boot. Naar bbq’s en borrels op het strand. Naar nooit hoeven nadenken over wat je aantrekt. Naar warmte die je naar schaduw doet verlangen. Naar geen sokken. Naar plonzen in de zee en op het achterdek haren wassen.

Hoe grijzer de wolken, hoe melancholischer mijn stemming. Alles in mij roept: “ik wil terug!! We varen de verkeerde kant op!!!”

We werden wakker in een grijze wereld.
Maar we zijn niet alleen... Hier gaat de diepte van 1000 naar 200 meter binnen een kleine 10 mijl. Dat vinden vissen leuk, en daarmee vissers ook.

Maar er zijn lichtpuntjes. De eerder genoemde walvissen en dolfijnen. En dan doemen ook de Scilly’s op. De zon begint te schijnen. Wat is het hier prachtig! Grote rotsblokken doen denken aan onze aankomst in de BVI. Die vergelijking trek ik de daarop volgende dagen nog vaker: het is ook  hier absurd duur en er liggen zoveel dure moorings dat ankeren soms bijzonder lastig is. Het water is, als de zon erop schijnt, net zo turquoiseblauw, het strand net zo wit en de eilanden net zo groen. Maar het is hier lieflijk Engels, in plaats van plat Amerikaans.

Scilly's in zicht!


Na haast 2 maanden in de bakskist krijgt Storm weer wat frisse lucht.

Voor anker bij St. Agnes. De oplettende kijker ziet rechts achter ons de Island Lady. Hoewel zij een paar dagen eerder vertrokken waren, kwamen we bijna tegelijkertijd aan, omdat ze hadden moeten dobberen wegens gebrek aan diesel. Geluk bij een ongeluk, want nu konden we nog een paar leuke dagen met elkaar doorbrengen voordat onze wegen definitief scheidden!


De blik gaat weer op vooruit: genieten van de Scilly’s, van Dublin, van Schotland. En dan naar huis. En dat zien we dan wel weer.