vrijdag 3 maart 2017

Van witte stranden via een hobbelige zee naar groene bergen

Zelfs blauwe zee en witte stranden gaan vervelen

Een beetje tot mijn schaamte moet ik bekennen dat ook blauwblauwerblauwst dus gewoon went. En dat zelfs de prachtigste palmbomenzandstranden een klein beetje gaan vervelen. Begrijp me niet verkeerd, er zijn weinig plekken waar we liever zouden zijn. En elke ochtend maakte mijn hart een sprongetje als ik voor het eerst mijn hoofd naar buiten stak en de turquoise zee en blauwe lucht zag. Man, man, wat hebben we genoten van de Grenadines, wat een prachtig paradijselijke plekjes. De schildpadden en roggen in de Tobago Cays, fantastisch! De honderd tinten blauw, overal. Mijn snorkelmasker is turquoise. Meermalen was de zee exact dezelfde kleur als het masker. Dat had ik nooit geloofd als je me dat een half jaar geleden had verteld. De zee kan dus écht zo turquoise zijn. Het schitterend witte zand. Het wordt nog lastig kiezen welke foto’s een plekje in ons huis gaan krijgen.










Boat boys

En toch, toch is het fijn om weer verder te gaan. We krijgen zo langzamerhand wel weer behoefte aan een beetje beschaving. We verlieten Europa haast vier maanden geleden, en sindsdien waren de expat supermarkten in Paramaribo de enige fatsoenlijke (of: westerse) winkels die we zagen. Echt gedoucht hebben we ook al een week of 6 niet meer. De warme douche in Marina Waterland is de énige warme douche geweest in die 4 maanden. Natuurlijk is het buiten warm, en hebben we de zee en onze dekdouche, maar… Nou ja, ik denk eigenlijk niet dat ik daar veel over hoef uit te leggen. Douchen is gaaf. Net als supermarkten. We zijn wel een beetje klaar met alles wat zich supermarkt noemt en nauwelijks iets heeft. En sinds de Grenadines ook nog eens bizar duur is. Ik las ergens dat het minimumloon hier 6,5 EC is. Een EC verhoudt zich ongeveer 1:3 met de euro, dus het minimumloon is iets meer dan 2 euro. Een brood kost vaak zo’n 4 euro. Twee uurlonen! Geen wonder dat de boat boys zo rijkelijk vertegenwoordigd zijn. Dat zijn jongens / mannen die rondvaren in kleine, kleurige houten bootjes, vaak voorzien van een dikke motor en die je helpen aanleggen aan een mooring. Natuurlijk kunnen we dat best zelf, in Engeland stikt het ook van de moorings en daar is geen boat boy te bekennen, maar je krijgt de kans nauwelijks. Bij Saint Lucia werden we 5 mijl uit de kust al benaderd. Bij Saint Vincent was het 3 mijl. Deze jongen vroeg 50 EC voor zijn verdiensten. Grappenmaker. Een dagloon! Voor 5 minuten werk. Veel te veel. Niet alleen omdat we reizen ‘on a budget’, maar ook omdat het zo’n fout signaal is: met een beetje rondhangen op een bootje tussen de zeilboten verdien je meer dan met een fatsoenlijke baan. Waarom zou je je school nog afmaken? Nou… Na het aanleggen vragen ze je of je een taxi wilt, of bananencake, of kreeft, verse vis of vers fruit. Of morgenvroeg verse broodjes. Een BBQ on the beach a 100 EC per persoon, kids half price. Oh ja, en zijn moeder heeft een restaurant, dus daar kunnen we ook eten. De boat boy kan álles regelen. Als je maar betaalt.  Wij hoeven meestal niks, en onze ervaring is dat ze je dan gelukkig ook gewoon met rust laten.

Bootjes van de boat boys in de Tobago Cays.

Hoppend langs de laatste Grenadines en Saint Vincent

Vanuit de Tobago Cays hopten we via Canouan, Bequia en Saint Vincent naar Saint Lucia. Canouan en Bequia waren leuk, charmant. Saint Vincent, dat is eigenlijk een wat treurig verhaal. We pikten een mooring op in Wallilabou. In de eerste helft van het vorige decennium werden daar de eerste twee Pirates of the Caribbean films opgenomen. Het decor stond er nog steeds voor een deel, deels was het verwoest door een orkaan. Het eiland doet erg haar best om in trek te komen bij de zeilers, want die leveren geld op, zeker de vele, vele charteraars die vanaf Martinique zuidwaarts trekken. Vorig jaar werd er echter een Duitse cruiser vermoord in deze baai, en dat doet weinig goed. Daarnaast is de wietteelt zo’n beetje de belangrijkste bron van inkomsten hier, en ook dat trekt niet de gezelligste mensen aan. De meeste cruisers die wij erover spraken slaan Saint Vincent over. En ook wij zijn daardoor beïnvloed. De boat boys waren een tikje agressiever dan normaal, het eiland was in nevelen en regen gehuld. We klaarden uit (bij een ontzettend vriendelijke customs beambte, dat dan weer wel) en vertrokken de volgende ochtend vroeg naar Saint Lucia.

En route!

Een wrak vlakbij Bequia.

Avontuurlijk paadje bij Bequia.

Dat wat er nog over is van het decor van Pirates of the Caribbean in Wallilabou, St. Vincent. 

De jongens ontdekken dat niet alles is wat het lijkt.

Kleurige winkel in Canouan.

Uitzicht over de baai in Canouan.

Een verdraaid rottig tochtje

De jongens en ik sliepen alle drie een stukje tijdens deze tocht, en dat zegt wel wat, zeeziektegewijs. Erger dan dat is het nog haast nooit geweest, gelukkig. Daarnaast opperde ik meermaals dat ik met de jongens naar de Azoren zou vliegen, en Michel een opstapper zou regelen voor de overtocht. Michel is het daar nog niet mee eens, maar zo'n tocht was het dus. Golven en wind stonden tegen en waren respectievelijk hoog en hard. Het regende regelmatig. We boekten een record ‘regenbogen’, dat dan weer wel. Maar goed. De komende dagen worden wind en golven alleen nog maar harder en hoger, dus het is mooi dat we er zijn. De eerste indruk: een prachtig eiland. We liggen schitterend in de baai met uitzicht op de Petit Piton, de kleinste van de twee bergen die ‘landmark’ van het eiland zijn.

Prachtige regenboog, één van de vele.

We verlaten de nevelen van Saint Vincent.


Pitons in zicht! Links Petit, rechts Gros.

Het uitzicht op Petit Piton vanaf onze ligplaats. Kan slechter!

1 opmerking: