Zelfs blauwe zee en witte stranden gaan vervelen
Een beetje tot mijn schaamte moet ik bekennen dat ook
blauwblauwerblauwst dus gewoon went. En dat zelfs de prachtigste
palmbomenzandstranden een klein beetje gaan vervelen. Begrijp me niet verkeerd,
er zijn weinig plekken waar we liever zouden zijn. En elke ochtend maakte mijn
hart een sprongetje als ik voor het eerst mijn hoofd naar buiten stak en de
turquoise zee en blauwe lucht zag. Man, man, wat hebben we genoten van de
Grenadines, wat een prachtig paradijselijke plekjes. De schildpadden en roggen
in de Tobago Cays, fantastisch! De honderd tinten blauw, overal. Mijn snorkelmasker is turquoise. Meermalen was de zee exact dezelfde kleur als het masker. Dat had ik nooit geloofd als je me dat een half jaar geleden had verteld. De zee kan dus écht zo turquoise zijn. Het
schitterend witte zand. Het wordt nog lastig kiezen welke foto’s een plekje in
ons huis gaan krijgen.
Boat boys
En toch, toch is het fijn om weer verder te gaan. We krijgen
zo langzamerhand wel weer behoefte aan een beetje beschaving. We verlieten
Europa haast vier maanden geleden, en sindsdien waren de expat supermarkten in
Paramaribo de enige fatsoenlijke (of: westerse) winkels die we zagen. Echt gedoucht hebben we
ook al een week of 6 niet meer. De warme douche in Marina Waterland is de énige
warme douche geweest in die 4 maanden. Natuurlijk is het buiten warm, en hebben
we de zee en onze dekdouche, maar… Nou ja, ik denk eigenlijk niet dat ik daar
veel over hoef uit te leggen. Douchen is gaaf. Net als supermarkten. We zijn
wel een beetje klaar met alles wat zich supermarkt noemt en nauwelijks iets
heeft. En sinds de Grenadines ook nog eens bizar duur is. Ik las ergens dat het
minimumloon hier 6,5 EC is. Een EC verhoudt zich ongeveer 1:3 met de euro, dus
het minimumloon is iets meer dan 2 euro. Een brood kost vaak zo’n 4 euro. Twee
uurlonen! Geen wonder dat de boat boys zo rijkelijk vertegenwoordigd zijn. Dat
zijn jongens / mannen die rondvaren in kleine, kleurige houten bootjes, vaak
voorzien van een dikke motor en die je helpen aanleggen aan een mooring.
Natuurlijk kunnen we dat best zelf, in Engeland stikt het ook van de moorings
en daar is geen boat boy te bekennen, maar je krijgt de kans nauwelijks. Bij
Saint Lucia werden we 5 mijl uit de kust al benaderd. Bij Saint Vincent was het
3 mijl. Deze jongen vroeg 50 EC voor zijn verdiensten. Grappenmaker. Een
dagloon! Voor 5 minuten werk. Veel te veel. Niet alleen omdat we reizen ‘on a
budget’, maar ook omdat het zo’n fout signaal is: met een beetje rondhangen op
een bootje tussen de zeilboten verdien je meer dan met een fatsoenlijke baan.
Waarom zou je je school nog afmaken? Nou… Na het aanleggen vragen ze je of je
een taxi wilt, of bananencake, of kreeft, verse vis of vers fruit. Of
morgenvroeg verse broodjes. Een BBQ on the beach a 100 EC per persoon, kids half price. Oh ja, en zijn moeder heeft een restaurant, dus daar kunnen we ook eten. De boat
boy kan álles regelen. Als je maar betaalt.
Wij hoeven meestal niks, en onze ervaring is dat ze je dan gelukkig ook
gewoon met rust laten.
|
Bootjes van de boat boys in de Tobago Cays. |
Hoppend langs de laatste Grenadines en Saint Vincent
Vanuit de Tobago Cays hopten we via Canouan, Bequia en Saint
Vincent naar Saint Lucia. Canouan en Bequia waren leuk, charmant. Saint
Vincent, dat is eigenlijk een wat treurig verhaal. We pikten een mooring op in
Wallilabou. In de eerste helft van het vorige decennium werden daar de eerste
twee Pirates of the Caribbean films opgenomen. Het decor stond er nog steeds
voor een deel, deels was het verwoest door een orkaan. Het eiland doet erg haar
best om in trek te komen bij de zeilers, want die leveren geld op, zeker de
vele, vele charteraars die vanaf Martinique zuidwaarts trekken. Vorig jaar werd
er echter een Duitse cruiser vermoord in deze baai, en dat doet weinig goed.
Daarnaast is de wietteelt zo’n beetje de belangrijkste bron van inkomsten hier,
en ook dat trekt niet de gezelligste mensen aan. De meeste cruisers die wij
erover spraken slaan Saint Vincent over. En ook wij zijn daardoor beïnvloed. De
boat boys waren een tikje agressiever dan normaal, het eiland was in nevelen en
regen gehuld. We klaarden uit (bij een ontzettend vriendelijke customs beambte,
dat dan weer wel) en vertrokken de volgende ochtend vroeg naar Saint Lucia.
|
En route! |
|
Een wrak vlakbij Bequia. |
|
Avontuurlijk paadje bij Bequia. |
|
Dat wat er nog over is van het decor van Pirates of the Caribbean in Wallilabou, St. Vincent. |
|
De jongens ontdekken dat niet alles is wat het lijkt. |
|
Kleurige winkel in Canouan. |
|
Uitzicht over de baai in Canouan. |
Een verdraaid rottig tochtje
De jongens en ik sliepen alle drie een stukje tijdens deze
tocht, en dat zegt wel wat, zeeziektegewijs. Erger dan dat is het nog haast
nooit geweest, gelukkig. Daarnaast opperde ik meermaals dat ik met de jongens
naar de Azoren zou vliegen, en Michel een opstapper zou regelen voor de
overtocht. Michel is het daar nog niet mee eens, maar zo'n tocht was het dus. Golven en wind stonden tegen
en waren respectievelijk hoog en hard. Het regende regelmatig. We boekten een
record ‘regenbogen’, dat dan weer wel. Maar goed. De komende dagen worden wind
en golven alleen nog maar harder en hoger, dus het is mooi dat we er zijn. De
eerste indruk: een prachtig eiland. We liggen schitterend in de baai met
uitzicht op de Petit Piton, de kleinste van de twee bergen die ‘landmark’ van
het eiland zijn.
|
Prachtige regenboog, één van de vele. |
|
We verlaten de nevelen van Saint Vincent. |
|
Pitons in zicht! Links Petit, rechts Gros. |
|
Het uitzicht op Petit Piton vanaf onze ligplaats. Kan slechter! |
Ga maar lekker vliegen!
BeantwoordenVerwijderen