zaterdag 22 april 2017

Wonderlijk: de British Virgin Islands

Snel, snel, geld moet rollen
White Bay, Jost van Dyke, British Virgin Islands. Westelijker komen we niet, deze reis. We varen behoedzaam tussen het rif door en ankeren vlakbij een catamaran met dagjestoeristen en vlakbij het strand. De krappe baai ligt stampensvol gigantische catamarans. We kijken hier onze ogen uit. Zeker 90% van de bezoekers van de BVI is Amerikaans. Alles gaat snel, groots en meeslepend en geld speelt geen rol. Zonder blikken of blozen worden grote bedragen neergeteld voor vertier. Of voor een mooring. Het is immers vakantie, en als je al 15 mille hebt betaald voor de boot, wat maken die paar dollars dan nog uit? Een biertje kost meestal zo’n 5 dollar. We hebben al meerdere keren gezien dat Amerikanen daar bij wijze van fooi het dubbele, of nog meer van maken. Tja, dan ben je als horeca-uitbater natuurlijk ook gek als je ’t er niet voor vraagt. Ze betalen toch wel. Geld moet rollen. De meeste boten doen twee bestemmingen op één dag. Een lunchstop en een plekje voor het diner en de nacht. De maaltijden worden uiteraard genoten in één van de horecagelegenheden op de kant, of aan boord, maar alleen indien er een crew ingehuurd is, meestal bestaande uit een jongen en meisje van halverwege de twintig, waarvan hij dan de schipper is en zij kookt en drankjes inschenkt. Er wordt snel gesnorkeld, waarbij allerhande drijfmiddelen onontbeerlijk schijnen te zijn. ‘s Middags werd een grote catamaran uitgeladen: 40 mannen en vrouwen, waarvan de meesten al beschikten over ruim voldoende drijfvermogen, dobberden met een gele zwemband om naar de kant, 30 meter verderop. Het water was op z’n hoogst 2,5 meter diep en 27 graden warm. ’t Zal wel iets met aansprakelijkheid te maken hebben… Na een wandelingetje over het strand, een hapje, een drankje en een t-shirt, gingen de zwembanden weer om, dobberden ze terug naar de catamaran en vertrokken weer. Op naar de volgende stop. De Amerikanen zijn vrolijk, hartelijk. Er wordt gelachen. Ze zijn bijzonder communicatief, iedereen wenst je op z’n minst een fijne dag. Want natuurlijk is het een fijne dag. Wat zeg ik, het is Great!!!! Dat moet wel. Het is immers vakantie.

Hoewel wij voor ons doen best een redelijk tempo hebben, we verkassen zo’n beetje om de dag, lijkt het hier of we alles in slow motion doen. We zien in twee dagen tijd zo’n vier keer alle boten om ons heen komen en vertrekken. Snel, snel. Zo veel mogelijk vermaak in één dag. Het moet gezegd worden: de British Virgin Islands zijn ook gewoon prachtig. Er zijn zoveel mooie plekjes, dat je wel haast moet maken als je alles in een week wilt zien. Gelukkig hebben wij iets langer.

De BVI-economie moet het niet van ons hebben. We zijn hier nu een week en hebben welgeteld 20 dollar uitgegeven. Omdat de prijzen hier door die ‘big spending’ Amerikanen zo achterlijk hoog opgedreven zijn, hebben we op St. Maarten flink ingekocht. We kunnen nog een paar dagen vooruit. Ook liggen wij, in tegenstelling tot die 90%, nooit aan een mooring. Die kosten 30 dollar per nacht, terwijl ons eigen anker allang betaald is.

We zoeken de plekjes op die in de Pilot staan beschreven als ‘off the beaten track’, ‘off limits for most charter companies’ of gewoon als reuze moeilijk te bereiken. Meestal valt dat reuze mee, maar charteraars nemen het risico meestal maar niet, dus liggen we tot nu toe steeds best okee en rustig. Varen is hier net als op het IJsselmeer. Gezellig druk. De boten zijn alleen iets groter, het water is blauwer en de temperatuur stukken aangenamer.
White Bay op Jost van Dyke: zwemmen naar het mooie witte strand, waar de dagjesmensen hun souvenirs kopen.

White Bay, Jost van Dyke: de buren.


Dikke maagd
We begonnen ons tripje aan de BVI op het eiland Virgin Gorda, wat dikke maagd betekent, als mijn kennis van de Spaanse taal me niet in de steek laat. We hadden een nacht doorgevaren vanaf Sint Maarten. Een prima tochtje onder de volle maan, waarbij we alleen een paar keer aan de bak moesten omdat de wind wat ingewikkeld deed in de buurt van een bui. Terwijl we bezig waren met de zeilen, zagen we ineens een regenboog. Wonderlijk. Nooit geweten dat dat kon, ’s nachts.

‘s Ochtends dropten we ons anker voor de haveningang van Spanish Town, waar we moesten inklaren. Het anker hield niet, tot… kloeng… hij wel hield. Nogal goed. We hadden een rots te pakken. Het was een rollerig ankerplekje, dus we besloten sowieso na het inklaren weer ankerop te gaan, of dat in elk geval te proberen, en Michel planeerde in Storm naar de kant om de formaliteiten af te handelen. Daarna zouden we wel zien of het anker weer los wilde komen… De schipper dook een paar keer naar het 6 meter diep liggende anker, en kreeg hem gelukkig los. We konden doorrrrr, ons er nog niet van bewust dat we dat keurig in het Amerikaanse chartertempo deden.

We gingen naar Savannah Bay, net om de hoek. In de pilot werd deze baai beschreven als niet toegestaan voor de meeste charteraars, omdat de ingang tussen het rif is en niet beboeid. Het strand is er echter schitterend en d’r viel leuk te snorkelen bij dat rif, dus ons leek het wel wat. Net buiten de baai lag de Savannah, een super(motor)jacht, ooit gemaakt voor Steve Jobs, en inmiddels in handen van een Zweedse energiemagnaat. Het schijnt hem 200 miljoen gekost te hebben.

Wat de pilot vergat te vermelden, was dat deze baai in het paasweekend een verzamelplaats is van Puerto Ricaanse motorjachten, die daar met de ganse familie de kruisiging komen herdenken. Of paaseieren verstoppen. Op het hoogtepunt lagen er zeker een stuk of 20 boten, allemaal aan dezelfde kant van de brede baai als wij. Gebroederlijk aan elkaar vast, en allemaal met twee ankers, zodat ze niet te veel draaiden. Wisten wij veel, toen we kwamen was er nog maar eentje... De eerste dag was het geen probleem, we lagen net buiten het motorbotenveld, en de wind stond gunstig dus het geluid ging de andere kant op. De tweede dag was de wind echter gedraaid en lagen wij omgekeerd (wij hadden maar één anker): precies in het midden van het feestgedruis. We werden steeds verder ingesloten. Tijd om verder te gaan!
 
De Savannah

Het leek zo'n lekker rustige baai...
Gezelligheid!

Met het strand was vrij weinig mis!

Lego, appeltaart, popcorn en paaseieren
We kwamen uit bij Eustatia Island, en keken uit op Saba Rock. Daar moeten ooit Nederlandse invloeden zijn geweest. Aan de andere kant keken we uit op Necker Island, het privé eiland van Richard Branson, waar Obama bijkwam van zijn regeringsperiode. Je hebt vast de voor-na foto’s gezien: van een uitgebluste, grauwe president naar een stralend bruine, ontspannen kerel in een leren jack. Dat is wat de BVI met je doen!

Na een snelle snorkelsessie (we leren het al, dat tempo!) kwamen we terug op de boot en zagen we een bijbootje aan komen varen, met een meneer en een jongetje. Het bleken Walewijn en Quirijn van de Antares, een boot die inmiddels 3 jaar op pad is. Ze hadden ons op de AIS gezien en kwamen ons uitnodigen voor de zesde verjaardag van Quirijn, de volgende dag. Julian kon niet wachten, hij was zo benieuwd welke lego Quirijn allemaal had! Leuk om eindelijk eens een leeftijdsgenootje te treffen. We aten de volgende ochtend dan ook heerlijke appeltaart en nadat ze allemaal wat ontdooit waren speelden de jongens gebroederlijk met de lego.

We deden nog een snorkelsessie bij wijze van schoolexcursie. Er werd daarna driftig geverfd, geplakt en gekleurd om alle indrukken vast te leggen. En hup, weer doorrrrr. De wind begon wat aan te trekken, en ook de golfhoogte nam behoorlijk toe, van iets meer dan een meter tot ruim 2,5 meter op open zee. Dat merk je. We waren inmiddels beland bij Marina Cay, een piepklein eilandje, waar ooit, lang geleden door een verliefd stel een hotelletje op gezet is. Er is een steiger, twee restaurants en een kleine winkel. Ook zagen we er twee dolfijnen. Snorkelen zou er ook goed moeten kunnen, maar de golven en wind maakten dat weinig aantrekkelijk. We bleven dus lekker liggen waar we lagen en hielden een bioscoopmiddagje, met versgepopte popcorn. Intussen werd het ook nog pasen, en verfden en verstopten we eieren.
 
Necker Island

Eustatia Island

Op snorkelexpeditie. De jongens snorkelen overigens bij voorkeur zonder snorkel.

Blij met z'n ei.


Bubbly bubbly
De wind nam een klein beetje af, de swell nog niet. Maar we lieten ons niet meer tegenhouden voor ons tochtje naar Little Jost van Dyke. Daar was zo’n swell wel opportuun namelijk. In de ankerbaai lagen we heerlijk rustig. Qua golven dan, qua boten was het best druk. Net om het hoekje vanaf ons ankerplekje zagen we de flinke golven breken op het rif. En een kleine kilometer verderop zorgden de golven voor een waar spektakel. We vonden daar ‘Bubbly Pool’, waar het water door een gat in de rotsen naar binnen en buiten kolkt, waardoor een soort bubbelbadeffect ontstaat. En na wat klauteren op de rotsen kwamen we op een plek waar de golven woest uiteenspatten en zich tussen kieren en spleten doordrongen, hoog spuitende geisers vormend. Gaaf om te zien!






Achter het rif lagen wij veilig en beschut - van de hoge golven geen last!

Na nog een wat chillen op het strand verkasten we twee dagen later naar het grote Jost van Dyke, vernoemd naar de Nederlandse piraat Joost van Dijk, en lagen we in White Bay in 2,5 meter (on)diep helder water, ons te verbazen over alles wat we om ons heen zagen gebeuren. En intussen gewoon weer lekker te zwemmen en zandkastelen te bouwen. Tegen de avond werd het rustiger in de baai en gingen de meeste horecagelegenheden zelfs dicht. Toen we rond 10 uur ’s vanochtend de baai verlieten, was er nauwelijks nog iemand. Iedereen was al vertrokken, en de lunchshift moest nog aankomen.
 
De zon was weer gaan schijnen, prima strandweer!

Kiezeltorens bouwen.




Wij verruilden de ondiepe ankergrond voor 11 meter onder de kiel, bij Norman Island. Terwijl ik dit typ, hoor ik bij de Pirates Beach Bar YMCA uit de speakers schallen. Er liggen misschien wel 100 boten in deze baai. En dat is bijzonder handig, want dan zit er altijd wel een boot tussen met een open netwerkje en kunnen wij mooi meeliften op de wifi. Vanmiddag verkenden we de onderwaterwereld en grotten, hier vlakbij, bij Treasure Point. Prachtig. Zo wonderlijk is het helemaal niet, dat al die toeristen hier komen. 


Op ontdekkingstocht in de grotten.


donderdag 13 april 2017

Antigua, Barbuda en Saba: over vis die niet is wat het lijkt, keuzes maken, kinderarbeid, chillen op het strand en klimmen naar The Bottom

Gave verrassing
“Rrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrt”. Als een malle rolt de vislijn uit. We zijn onderweg van Antigua naar Barbuda. Wat was Antigua een gave verrassing, prachtig mooi en superrelaxed. Jasper vierde zijn zevende verjaardag op één van de mooiste plekjes waar we deze reis waren: Great Bird Island. Ook Nelson’s Dockyard was erg mooi. Jolly Harbour was functioneel – we konden er water tanken, douchen (koud, dat wel) en boodschappen doen. Ook dat moet zo nu en dan gebeuren.
Great Bird Island, Antigua.

Jarig!

Tsuru voor anker bij Great Bird Island.

Blue water sailing.

De bui laten we achter ons als we richting Barbuda varen. 




Joehoe, Wahoo!

Maar nu hebben we beet, en dit is geen kleintje! Een korte, maar hevige strijd volgt. Wat is dit voor vis? Het lijkt wel wat op die vis op de foto van de Island Lady een tijdje terug, een Wahoo. Die schijnt nogal lekker te zijn! Wat een tanden heeft het beest… Ja, hij mag ook zéker niet levend aan boord. We laten hem even hangen tot het meeste leven eruit is en hengelen hem dan binnen. We checken nogmaals met de foto van de Island Lady, en ja, het lijkt wel. “Joehoe, Wahoo” typ ik in de appgroep met Nederlandse boten, en ik voeg een fotootje toe. We fileren de vis riant – hij is zeker 80 a 90 cm lang, dus vlees genoeg – en stoppen de filets in de koelkast. Als we ’s avonds in het turquoise water voor het schitterende strand van Barbuda liggen bakken we de helft in de grillpan. Beetje peper en zout en niks meer aan doen. Heerlijk!

Het perfecte zand

Op Barbuda is werkelijk niets te doen, maar het is blauwe zee, palmbomen en witte stranden als uit het boekje. Het zand is perfect om kastelen mee te bouwen en zacht genoeg om je benen mee te scrubben. Rond de boot zwemmen vele schildpadden en af en toe springt een gigantische rog een paar meter de lucht in (echt waar). De plek om te zijn als je wilt chillen en verder niks, dus. Dat houden wij wel een paar dagen vol.
Perfect Beach

Tsuru & Island Lady @ Barbuda

Perfect Sand.

Barracuda

Exact een etmaal na onze heerlijke vismaaltijd krijgen we een appje van Jouke en Pleuni van de Island Lady. Ze liggen om de hoek voor anker en hadden net pas onze visfoto gezien. Ze waarschuwen ons: “dat is geen Wahoo maar een Barracuda. Niet eten dus!” De Barracuda staat bovenaan de voedselketen van rifvissen. Die rifvissen eten weer algen, en die algen kunnen giftig zijn. Je kunt er echt een nare voedselvergiftiging aan overhouden, waar je maanden last van houdt. Ik sla gelijk aan het googlen en constateer dat we de dans ontsprongen zijn: meestal krijg je binnen 4-6 uur symptomen, maar uiterlijk binnen 24 uur. Die zijn nét om gelukkig. We besluiten de overige vis toch maar weg te gooien. Better safe than sorry. We voelen ons weer even de grootste vis-leken van de Carieb en besluiten volgende keer toch maar weer even te driedubbelchecken of we daadwerkelijk iets eetbaars hebben gevangen. Barracuda’s herkennen we voortaan wel.
Barracuda. Geen Wahoo. Ik herhaal: geen Wahoo.


Planet Earth

Het is niet helemaal waar dat er niks te doen is op Barbuda. Er is één ding te doen: een tour door het broedgebied van de fregatvogel. Dat lijkt ons wel leuk, dus we doen ons best om dat samen met Jouke en Pleuni te regelen. We krijgen de wereldberoemde gids echter niet te pakken, dus we kijken nog maar een aflevering Planet Earth of Freek in het Wild. Wij krijgen ons portie wildlife wel!

Keuzes maken

Intussen maken en wijzigen we continu plannen. Barbuda is eigenlijk een tikkie uit de standaard route, wat – samen met dat er niks te doen is – verklaart dat het er zo rustig is. Maar dat betekent ook dat er niet per se één logisch vervolg van de route is. We kunnen naar St. Kitts, Nevis, St. Eustatius, Saba, St. Barts… Maar niet naar allemaal. Want we willen heel graag nog naar de British Virgin Islands en om daarvoor te bevoorraden moeten we ook even langs St. Maarten. We besluiten voor de resterende weken in de Carieb het accent te (blijven) leggen op blauwe zee, witte stranden en kleine eilandjes. Groene natuur, forten en andere cultuur krijgen we nog genoeg in de Azoren, Ierland en Schotland. Rechtstreeks naar St. Maarten dan maar? Michel blijft neigen naar een tussenstop, maar ik reken hem voor dat we dan – door het paasweekend – zo weer een week verder zijn. Geen tussenstop dus. We zijn eruit. Maar… het uitblijven van respons van de fregattengids doet de plannen nog één keer wijzigen: we gaan gewoon zaterdagavond weg en wachten niet tot maandag. Dat geeft ons ook nog tijd voor een extra eiland. We gooien een muntje op en de tussenstop wordt Saba. Trekken we nog iets langer met de Island Lady op – dat bevalt prima! Bovendien leuk om weer eens voet op Nederlandse bodem te zetten. Geen witte stranden op dit eiland overigens – maar dat halen we later wel weer in.

Kinderarbeid of afzetterij?

Om uit te klaren mag Michel met Storm over de lagoon naar Codrington, het enige stadje op het eiland, waar – u raadt het al – niks te doen is. Bij Customs is niemand aanwezig, maar een sms naar het nummer dat op de deur staat zorgt voor actie. Na even wachten komt de beambte aanzetten en maakt het papierwerk in orde. Voor onze “passengers” (kinderen onder de 12 mogen niet doorgaan voor “crew”, “that is child labour, sir, that’s against the law!”) zouden we eigenlijk nog een fee van 60 US dollar mogen betalen, maar het betaalkantoor is dicht dus dat hoeft niet. Net zo makkelijk. We doen er niet moeilijk over. Daarna door naar Immigration. Michel ontdekt dat zijn eigen paspoort nog op de boot ligt, maar ook dat is geen probleem. Wat er niet is, is er niet. De kinderen en ik krijgen een stempel in ‘t boekje, en we zijn ready to go.

Halfgare appeltaart en halfgare moorings

Intussen geurt Tsuru heerlijk naar halfgare appeltaart. Halverwege het bakken was het gas op, en het verwisselen daarvan laat ik graag aan mijn betere helft over. Tijdens de lunch bakt de taart verder en terwijl wij nog een laatste bezoekje aan het strand brengen, koelt hij af tot nog-net-een-beetje-warm. Als we hongerig terugkomen is hij perfect. We eten een stuk taart, Julian youtubet in een half uur tijd de laatste 450 MB op de simkaart leeg, we bergen alles weer enigszins netjes op en halen het anker omhoog. Een stukje voor ons vaart de Island Lady richting de ondergaande zon. En richting Saba.
De zon achterna, naar Saba.

De volgende morgen komen we aan op het eiland waar de hoogste berg van Nederland zich bevindt. We pikken er een mooring op – wat niet geheel zonder risico’s is. We zien een groot jacht tegen de rotsen beuken, een paar weken geleden is het van de mooring afgeslagen. Als de Island Lady een paar uur na ons de volgende mooring pakt, blijkt deze helemaal niet vast te zitten. Gelukkig controleerden ze dat even voor ze van boord gingen.

The Ladder naar The Bottom

Wij waren intussen op een halve nacht slaap aan een stevige workout begonnen: we klommen omhoog via “the Ladder”. Halverwege verzucht Jasper: “Ik begrijp wel waarom de koningin zich liet dragen!” Toen koningin Wilhelmina hier begin vorige eeuw op bezoek was, was dit nog de enige toegangsweg naar het eiland en werd ze in een draagstoel naar boven getild. Boven hijgen we uit in een prieeltje en wandelen we nog wat rond in het lieflijke plaatsje “The Bottom”, waar de zondagsrust heerst. Waarschijnlijk is het er door de weeks niet veel drukker. Weer even heel anders, maar we hebben zeker geen spijt van deze tussenstop!


The Ladder


The Ladder
Boven even uitrusten.

On the rocks... Onfortuinlijk lot van dit jacht: losgeslagen van de mooring.


De volgende morgen gaan we vroeg op pad. Omdat het zondag was konden we niet inklaren op Saba, en niet betalen voor de mooring, en we besluiten dat maar zo te laten. Gauw naar Sint Maarten! Daar doen we boodschappen – op de BVI kan dat wel maar is het onbetaalbaar, naar het schijnt, en vullen de water- en dieselvoorraad weer een beetje aan. Binnen 2 dagen zijn we weer vertrokken, naar de laatste Caribische blauwe zee, witte stranden en palmbomenbestemming van deze reis.

zaterdag 1 april 2017

Klein maar fijn

Caribische eilanden zijn te verdelen in twee categorieën. De grote eilanden, waar het vaak bewolkt is en waar het vaak regent, en de kleine eilanden met witte stranden, blauwe zee en zonneschijn. Ieder heeft zo z’n voorkeur. Wij genieten het meest van de tweede categorie, die je natuurlijk met wat kwade wil ook zou kunnen beschrijven als ‘saai’. Maar dat doen wij niet, want wij vinden het heerlijk en vervelen ons geen moment.

De grote eilanden zijn natuurlijk ook mooi, maar het weer is er echt beduidend slechter (en daar worden wij wat chagrijnig van), en met onze twee niet altijd geduldige heren is het handiger om het bij wat kortere uitstapjes te houden in plaats van hele dagen over een eiland crossen of lange hiketochten ondernemen. Daarnaast bieden ze natuurlijk het nodige gemak. Goed uitgeruste supermarkten en andere winkels bijvoorbeeld. En de douche, en de wasmachine.

Maar het ongemak van niet kunnen douchen vertalen we gewoon naar de charme van het badderen in zee. De boodschappen doen we in bulk en we eten af en toe eens een blik uit de voorraad leeg. De was sparen we op tot we weer een wasmachine tegenkomen. En we zijn gewoon een tikkie minder kritisch dan thuis.

Na twee weken bijtanken  op Martinique waren we dan ook wel weer toe aan wat primitievere leefomstandigheden. We besloten wat vaart te gaan maken. Dominica deden we in 24 uur. Wellicht zonde, want het schijnt echt een prachtig eiland te zijn, maar wij verlangden naar wit zand. En daarvoor moet je niet op Dominica zijn. Na een nachtje doorvaren maakten we met boatboy en gids Bonty Bonto een tour over de Indian River. In een roeiboot ben je in enkele minuten vanaf zee midden in de jungle. Het voelt alsof je de Fata Morgana binnenvaart. We dronken een heerlijk fruitsapje (al dan niet aangelengd met rum en specerijen) in de Bush bar en werden weer netjes thuisgebracht.
 
Indian River
De volgende morgen zetten we koers naar Guadeloupe. Een groot eiland, maar dat gevoel wisten we wat te omzeilen door selectief te zijn in de plekken die we bezochten. Eerste stop was Iles des Saintes. Lieflijke kleine eilandjes vlak onder het moedereiland. Getipt door de Grutte Grize besloten we te proberen een mooring (verplicht hier) te pakken bij het kleine eilandje Ilet a Cabrit. We zagen dat ook de Island Lady hier lag, en we hadden geluk: toen wij aan kwamen varen ging er nét een catamaran weg en konden wij zijn boei gelijk overnemen. We lagen er heerlijk! Fijn strandje, waar we met de Island Lady en de Blue Dream barbecueden, leuke klim naar boven. Het was wel een tippeltje met Storm naar het hoofdeiland, waar we ons dagelijkse baguetje haalden (het blijft toch Frankrijk), maar dat was dan ook het enige puntje ter verbetering. Nee, dat is niet waar. De mooringboei, die maar tegen onze romp aan bonkte, dat was ook een verbeterpuntje. Maar verder… Genieten!
 
Ilet a Cabrit

Iles des Saintes

Omdat we onszelf verteld hadden dat we een beetje voort moesten maken, gingen we na een dag of wat verder, naar het uiterste noorden van Guadeloupe, de baai van Deshaies. Prima baai, mooie zonsondergangen, her en der een verdwaalde schildpad, maar verder niet echt bijzonder. We raken wellicht wat verwend. Wel erg leuk was een wandeling langs de rivier, waar flink geklauterd kon worden. We wachtten in Deshaies – naar later bleek onnodig – het weekend af om overtime fees in Antigua te voorkomen. Maandag legden we de kleine 35 mijl af naar dat volgende eiland, met prachtige vlag.
 
Deshaies, Guadeloupe.

Schildpad in de baai.

Klauteren bij de rivier.

Gennakerkoersje!
Antigua en Barbuda vormen samen één land. Van andere zeilers hoorden we al dat Barbuda prachtig is, dus we heel benieuwd! Maar Antigua is ook één grote positieve verrassing. We kwamen er aan in English Harbour, gelegen aan Nelson’s Dockyard. Een klein stukje Caribisch Engeland, heel bijzonder. Zelfs inclusief rode telefooncel. De scheepswerf is mooi bewaard gebleven en het is leuk er rond te lopen. Vanwege de historische gebouwen, maar ook om je te vergapen aan de vele superjachten die hier liggen.
 
Nelson's Dockyard.
Na wat zoeken konden we hier ook weer wat boodschappen doen, werd onze was gewassen en scoorden we een simkaartje. Toen die praktische zaken geregeld waren, konden we weer een paar dagen vooruit. Handig voor het bezoek aan de noordkant van het eiland, waar weinig winkels te vinden zijn. Een schitterend gebied met prachtige riffen (het blijft wonderlijk om zo de open zee op te kijken en achter een bijna onzichtbaar rif bijzonder rustig te liggen. Nog sterker: het was er één avond compleet windstil, een unicum in de Carieb.), vele eilandjes en ook talloze rotsen. Soms best spannend om te navigeren, hoewel de ondieptes goed zichtbaar zijn, zowel op de elektronische kaart als op het oog. En zó de moeite waard! De zee is weer blauwer dan blauw, de stranden zijn wit met een fliebertje roze. We zien regelmatig roggen zwemmen, er zitten prachtige kleine gekleurde vogeltjes, het stikt er van de grote schelpen en we snorkelen tussen het koraal.
 
Green Island, Antigua.

Blue water cruising. Hier motoren we tussen de rotsen en ondieptes door.

Vandaag verhuisden we van Green Island naar Great Bird Island, waar we de Island Lady opnieuw troffen, net als de Sea for Miles, die we in Rabat voor het laatst zagen. Mooie gelegenheid voor een borrel / bbq op het strand! Het is hier prachtig, en ongekend rustig. Eerder vanmiddag raceten we met Storm naar Hell’s Gate Island. Een vulkaaneilandje met een door het water uitgeslepen boog. We klommen en klauterden over de (scherpe!) rotsen en waadden door ondiepe poelen. Af en toe voelt het net alsof we de kinderen uit De Kleine Kapitein zijn. Wat een avontuur.
 
Hell's Gate.

Borreltijd met Jouke en Pleuni van de Island Lady!


P.S. We moeten een beetje zuinig aan doen met onze MB’s, dus ik heb het aantal foto’s wat beperkt gehouden dit keer.