Ergens aankomen over zee is eigenlijk de mooiste manier van
aankomen die er is. Het land wordt van een wazige vlek steeds helderder.
Contouren vormen zich. Kleuren ontwarren. Van heel klein wordt het heel
langzaam steeds groter. Na zo’n lange tijd op het water (of het nu een paar uur
of een paar dagen of een paar weken is) ben je weer gereset en lijkt het of je
zintuigen weer meer op scherp staan, meer ontvankelijk zijn voor alle nieuwe
indrukken. Je vergelijkt, lijkt dit op iets wat ik eerder zag? Je verwondert je
over het prachtige landschap, want altijd is het prachtig, bijzonder genoeg. Je
ruikt de geur van het land. En dan is het even zoeken. Waar leg je aan, waar
kan je anker omlaag?
De aanloop van St. Agnes was veelbelovend: blauwe lucht, en
dus blauwe zee, grote rotspartijen, prachtig weer. Beetje koud, maar daar
wennen we wel aan. De baai was voller dan we hadden verwacht, en we moesten
Caribisch ankeren: lekker dicht bij de buren en hopen dat de wind niet draait.
Ons anker zat nog maar net in de grond of we hoorden een grote plons. Zagen we
dat nou goed? Eén van de buurjongens was het water in gesprongen. Zo, in z’n
zwembroek. Geen wetsuit! Hij zwom naar een andere boot, maakte een
kletspraatje, en zwom weer terug. Ik knipperde een paar keer met m’n ogen: de
thermometer wees toch echt nog geen 18 graden watertemperatuur aan…
St. Agnes |
Tsuru, met op de achtergrond Island Lady, voor anker bij St. Agnes. |
Zwemmen ging ‘em voor ons zeker niet worden, dus het bootje
moest opgepompt, want sommigen van ons wilden nog even rennen op de kant.
Vooronderzoek had bovendien uitgewezen dat hier een pub was die prima bekend
stond. Storm lag net in het water toen de Island Lady de hoek om kwam zeilen.
Zij hadden meer voorwerk gedaan (en hebben geen twee kinderen), dus toen hun
anker gedropt was, waren ze binnen no time klaar om naar de kant te gaan. Jouke
en Pleuni zaten zowaar eerder in de Turks Head dan wij. We dronken d’r maar een
pint op.
Pub The Turks Head |
Terwijl wij een pint drinken, spelen de jongens op dit prachtige plekje! |
De volgende dag maakten we een mooie wandeling over het
eiland. Wat schitterend. We waren stiekem best verbaasd om, zo bijna thuis, nog
zulke prachtige plekjes tegen te komen. Het was een beetje als een Caribisch
eiland, maar ook als Engeland. En een vleugje Azoren. Eigenlijk gewoon zichzelf
dus.
We moeten weer even wennen aan de grote verschillen tussen hoog- en laag water, én het met een bijbootje landen op het strand in een koud(er) klimaat! |
De volgende dag hopten we verder naar Tresco. Een bijzonder
tochtje, want alleen begaanbaar bij hoog water. Grappig om op de plotter te
zien dat je over het groene land vaart. Ook hier poppen er steeds meer moorings
op, waardoor de ruimte om te ankeren steeds beperkter wordt. We vertikken het
nog steeds om 20 pond (of dollar of euro) voor slechts een balletje aan een
ketting af te tikken, dus wij vinden ons plekje wel. We liggen helemaal
achteraan het mooringveld, aan de voet van een oud fort.
Varen we nu over land? |
De volgende dag is het blauw veranderd in grijs. Bovendien
miezert het de hele dag. Een verplicht dagje chillen aan boord dus. Als het in
de middag wat droger wordt, beklimmen we het fort, en de hoger gelegen ruïnes.
Het uitzicht is wat grijs, maar geweldig.
Nog een dag later klaart het weer helemaal op, en willen we
de botanische tuin bezoeken. Al hebben we daar zo onze twijfels over, want,
quote Jasper: “alwéér een botanische tuin??” Als de entree 15 pond per persoon
blijkt te zijn is de keuze snel gemaakt: hier wandelen we wel omheen. De
wandeling is evenwel prachtig, het uitzicht over de witte stranden en het
turquoise water is schitterend. Je zou er haast in plonzen.
We appen wat met de Island Lady en besluiten naar St. Mary’s
te gaan, waar zij inmiddels liggen. Daarvoor moeten we wel wachten tot het
begin van de avond, want we moeten met hoogwater weg. Geeft niet, want het is
maar een half uurtje varen, en in tegenstelling tot in de Carieb is het hier
heerlijk lang licht. Echter… Ook in St. Mary’s is de baai volgegooid met
moorings. We doen vier ankerpogingen, maar na 1x wier en 3x rots geven we het
op. We varen naar St. Agnes, waar de baai ook alweer vol ligt, en ons anker ook
geen grip krijgt op de overgebleven plekjes. Met de staart tussen de benen
varen we weer naar St. Mary’s om 2,5 uur na vertrek, een mooring op te pikken. Bij
de Island Lady maken we er een gezellige avond van – naar later blijkt ons
afscheidsfeestje.
Na een bezoek aan Hugh Town, de hoofdstad van de
eilandengroep en een schattig plaatsje, tuffen we naar onze laatste bestemming
op de Scilly’s: de onbewoonde eilandjes bij St. Martin. Als je de temperatuur
even zou vergeten zou je je hier op een Caribisch eiland wanen, de zee is
turquoiseblauw en de stranden spierwit. Het is er heerlijk rustig. Er leven
hier enorm veel zeehonden, het is een geweldig leuk gezicht om steeds die
koppies boven water te zien komen. We naderen ze wat dichter met de bijboot,
waarbij we goed kunnen zien dat de zeehonden ons heel goed in de gaten houden.
Steeds komen ze boven met hun ogen op ons gericht. Als we er eentje op een rots
zien liggen gaan we er stilletjes naartoe – motor uit, we laten ons meevoeren
op de stroom. We komen steeds dichterbij, hij ziet ons, maar blijft zitten.
Totdat er een boot vol dagjesmensen op volle snelheid aan komt sjezen. Plons,
weg is ie. Als deze boot weer vertrokken is klimt de zeehond weer terug op z’n
stek en krijgen wij een tweede kans.
We sluiten ons verblijf op de Scilly’s af zoals het hoort, met een cream tea in een tea garden. Wat was dit een prachtige verrassing!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten