dinsdag 17 januari 2017

Suriname deel 2: we love it, and we hate it

De jongens kunnen niet slapen. Julian is al voor de zoveelste keer zijn bed uit gekomen en Jasper ligt inmiddels in ons bed. We kunnen ze geen ongelijk geven. Het is 9 uur ’s avonds en nog 31 graden in de kajuit. Alle luiken met horren zijn open, die zonder horren zijn dicht. Het stikt hier namelijk van de muggen. Ik snak naar wat frisse lucht, maar mijn vorige poging daartoe (gehuld in lange broek en vest met lange mouwen) eindigde in een paar nieuwe bulten en een bloedvlek op het teak.
We worden er gék van, de muggen. Het is de prijs die we betalen voor het bezoek aan dit prachtige land. Zelfs Michel, normaal behoorlijk immuun, zit inmiddels onder de bulten. De enige die de dans aardig lijkt te ontspringen is Julian, verrassend genoeg. Geluk bij een ongeluk is dat het vooral gewone muggen zijn die we zien. Tijgermuggen (die nare ziektes overdragen) hebben we nog nauwelijks voorbij zien vliegen.

Samen met de Bojangles, de Bluenose en de K’Dans vertrokken we op zondagochtend voor een tocht de Commewijne- en Cotticarivier op. Rob (Bojangles) en Michel hadden de vertrektijd bijzonder goed berekend, precies toen wij van de Surinamerivier naar de Commewijnerivier moesten, kenterde het tij, en zo hadden we de hele tocht stroom mee. Dat scheelt nogal, want de stroming is hier al gauw een knoop of 2 of meer.

Eerste stop is Frederiksdorp, een oude plantage die door de vorige eigenaar Ton Hagemeijer, van de ondergang was gered, maar kennelijk toch weer wat in verval geraakt. Sinds april vorig jaar is het eigendom in nieuwe handen, en is er onsurinaams doorgepakt. De historische gebouwen zijn gerestaureerd en in gebruik genomen als verblijven voor toeristen. Het zwembad is ongekend luxe en de ontvangst bijzonder gastvrij. Zo komt het dat we ineens met drie Nederlandse boten aan de steiger liggen, en eentje voor anker. We houden de rest van de middag siesta aan het zwembad, Jasper en Julian zijn er uiteraard niet uit te slaan. ’s Avonds wordt er een rijsttafel voor ons geïmproviseerd, we eten prima. Omdat het water in de rivier inmiddels flink is gezakt, liggen de boten een stuk (lees: bijna 2 meter) lager. Da’s een eindje springen… Van de mensen van de plantage krijgen we een ladder in bruikleen, heel fijn!

De volgende morgen krijgen we nog een historische tour, wat zeker interessant is, en de slimmeriken weten er een mooi reclamepraatje doorheen te vlechten. Maar dat geeft niet, terwijl zij de historische panden proberen te verkopen als gastenverblijven, krijgen wij een mooi kijkje in het leven op de plantage, zo’n 250 jaar geleden.








Zodra het tij weer kentert gooien we los en gaan we op pad. We varen een aardig eind door, en ankeren uiteindelijk in de Pericarivier, een zijtak van de Cotticarivier. K’dans, Bluenose en wij maken de achterkant van de boot vast met een lange lijn, omdat het best smal is, en we toch op stromend water liggen. K’Dans heeft de volgende morgen een halve boom aan boord, en wij liggen ’s nachts op 2 meter van de kant. Best avontuurlijk J





K'Dans heeft een boom opgepikt

Het is prachtig. We genieten op het dek van een hapje en drankje. Als de kinderen weer binnen zijn zien we grote vleermuizen. We willen ze roepen, maar dan blijkt dat de vleermuizen er niet voor niks zijn: MUGGEN! Hup, naar binnen… De volgende morgen zijn we vroeg uit de veren. Het is prachtig buiten, en heerlijk koel… Rond het middaguur draait de stroming weer, en kunnen we verder. Michel’s kundige leiding is de andere boten goed bevallen, dus wij mogen opnieuw voorop. We hebben alleen foto’s van kaarten van het gebied, maar er is weinig moeilijks aan: de rivier is overal diep, dus het is een kwestie van blijven volgen. We varen een uur of 4,5 tot we bij het eerste dorpje komen: Wanhatti. Vanaf dit punt zijn er veel meer dorpjes aan de rivier, gesticht door Marrons, weggelopen slaven. Onderweg realiseren we ons meer dan eens dat we door een gebied varen dat eens stikte van de plantages. Nu is het één dicht oerwoud, met hier en daar nog sporen van het verre verleden: koningspalmen, gegraven kanaaltjes, wat minder dichte begroeiïng. Wanhatti ligt eigenlijk lang niet ver van de laatste plantage.

Onderweg zien we papegaaien (van die blauw-gele) en vele, vele andere prachtige vogels. Dit is echt een land waar vogelaars hun hart kunnen ophalen (maar neem DEET mee). Ook zien we enkele (water?)slangen. En vooral heel veel groen.









Bij aankomst bezoeken de heren schippers de Kapitein van het dorp en vragen toestemming om te mogen ankeren. Ze krijgen er wat hedendaagse tips bij: even contact opnemen met de MAS (Maritieme Autoriteit Suriname), zodat zij weten dat we hier liggen en er geen containerschepen over ons heen varen. Tot een jaar geleden kwamen hier nog twee keer per dag bauxietschepen langs, maar sinds de aluminiumfabriek gesloten is, is hier amper nog scheepvaartverkeer. We doen toch ons best om de MAS te bereiken en laten wat extra lampjes aan ’s nachts. We zijn nog net op tijd om in de kuip te kunnen eten zonder door de muggen verorberd te worden.

De volgende morgen zetten we een wekker, we gaan namelijk naar school! We hebben gezien dat de school vlakbij onze ankerplek ligt, en ik las ooit ergens dat alle Surinaamse scholen om 8 uur starten. We gokken er dus – terecht, naar blijkt – op dat de Wanhatti school ook om 8 uur begint. De kinderen starten met de ceremonie van de vlag: het volkslied wordt gezongen en drie grotere kinderen hijsen de vlag, een eervolle taak. Daarna worden de kinderen per klas naar binnen geroepen: klas 1-2 en kleuters (4, 5 en 6-jarigen), klas 3-4 en klas 5-6. In totaal zitten er ongeveer 30 kinderen op school. Wij mogen even meekijken in klas 1-2/kleuters (Julian en ik) en klas 3-4 (Jasper en Michel). Helaas mogen we binnen geen foto’s nemen, de juf vindt dat het niet netjes genoeg is. Op ‘leerplein 1’, zoals ze het op de Verwondering zouden noemen, zitten zo’n 12 – 15 kinderen. De 6-jarigen zitten netjes aan hun eigen tafeltje. De kleuters zitten samen aan een grotere tafel. Zij zijn ook de enigen die nog geen schooluniform (blouse + spijkerbroek) aan hebben. Julian mag aan het tafeltje gaan zitten, maar durft niet zo goed, dus blijft bij mij. De kinderen zingen godsdienstige liedjes terwijl de juffrouw rondloopt met wierrook tegen de muggen. Er staat op de muur geschreven dat er een poppenhoek, en nog wat andere hoeken zijn, maar de klas is zo klein dat daar nauwelijks plek voor is, en ook het materiaal is nog niet half wat het bij ons is. De kinderen krijgen les in het Nederlands, maar dat is hun moedertaal helemaal niet. We zien dan ook dat vooral de jongere kinderen niet of nauwelijks Nederlands spreken, terwijl ze (in klas 3-4) wel de werkwoordvervoegingen moeten leren.

Na een half uur bedanken we de juffen en kinderen, en laten we ze weer ongestoord verdergaan met hun les. We merkten toch dat zowel de kinderen als de juffen (eentje schreef pardoes ‘woendag’ in plaats van ‘woensdag’ op het bord) een beetje afgeleid waren door onze aanwezigheid. Ook vonden Jasper en Julian het toen wel mooi geweest. Aan boord gingen we maar gelijk door met de Tsuru-school.
 
Het dagelijkse wasritueel in de rivier.

De school


Allemaal in de rij voor de vlaggenceremonie: het hijsen van de vlag en het volkslied zingen.



Tsuru voor anker bij Wanhatti

De familie eend bij Storm.

De kerk.


Bojangles en Bluenose vertrekken vast.




Vingerhaken op de boot.

Net voor het Paradijs keerden we om....

Na nog een wandeling door het dorp, waarbij ons onder meer opvalt dat er toch ook een hoop kinderen niet op school zijn, beginnen we aan de terugreis. Weer veel groen, weer ankeren (en bijna in de struiken belanden), een dinghytochtje bij Alliance en Bakkie (en véél muggen), weer Frederiksdorp en nog een paar dagen in Domburg. In rustig tempo, zodat we ook even tijd hebben om deze ervaringen weer te verwerken. Want gossiemikkie. Nu waren we gewoon met Tsuru midden in de jungle. Wow.



Op dinghytocht!

Intussen zijn we ook zo’n beetje op de helft: we zijn een half jaar op pad. Dat voelt aan de ene kant alsof we alweer een beetje op de terugreis zijn, maar als we terugkijken: wat hebben we al veel gezien! En als we vooruitkijken: wat hebben we nog veel op het programma! Dus ja. Halverwege!

3 opmerkingen: